Op mijn trap liepen Duitse laarzen. Tree voor tree omhoog. Ze kwamen Isaak halen.
Op een koude woensdag in december trouwde Isaak met Froukje. Zij kwam uit Groningen en hij uit Amsterdam. Hier was werk voor hem als arbeider en er was een huis voor allebei. Op de eerste etage een kamer en suite, een slaapkamer, keuken, badkamer en balkon. Hun eerste huis. Het was 1939. Hoewel ze er geen weet van hadden was de Duitse inval nog maar vijf maanden weg. Het moeten gelukkige maanden zijn geweest voor het jonge stel. Alleen zwanger worden wilde nog niet lukken.
Amper drie jaar later was Amsterdam een andere wereld. Sinds de Duitse bezetting was de ene na de andere anti-Joodse maatregel ingevoerd en vanaf 1942 moesten Joodse mannen zich melden voor transport naar Duitsland. Zij die dat niet deden en nog niet waren ondergedoken kregen meestal 's nachts bezoek van Duitse en Nederlandse politiemensen. Nachtelijke razzia's waren aan de orde van de dag.
Froukje was al dagen niet thuis. Zij lag niet ver van hier in het ziekenhuis met buikklachten. Isaak was alleen. Hij lag vast in bed toen ze kwamen om hem te halen. Sliep hij of lag hij te piekeren over zijn zieke Froukje? En ging de bel of werd er beneden op de deur gebonsd? Vermoedelijk liep hij naar de erker, om van daaruit te kunnen zien wie er zo laat nog voor de deur stond. Het was slecht bezoek.
En toen ging de deur open, een inval, de laarzen zeventien treden omhoog, de toegang tot het huis, de intimidatie, het bevel tot aankleden, de machteloze Isaak. Kreeg hij nog tijd voor een koffer en een briefje aan zijn lief? Een jas mee en voor het laatst de treden naar beneden. De deur viel dicht en door de nacht werd hij vervoerd naar de Hollandse Schouwburg.
De dag er na is nog geprobeerd om Isaak vrij te krijgen. Maar hoe overtuig je politiemensen dat hem oppakken een vergissing moet zijn, als er van een vergissing al lang geen sprake meer is? Isaak zal via doorgangskamp Amersfoort terechtkomen in het vernietigingskamp Mauthausen. Daar sterft hij op 1 oktober 1942, pas zevenentwintig jaar.
Froukje hoort in het ziekenhuis dat ze niet ziek maar zwanger is. Ze kan Isaak niet bereiken; hij zal het nooit horen. Begin 1943 saboteert hij de Jodenvernietigers alsnog door postuum vader van een dochter te worden. Moeder en dochter wonen nog een tijdje in het huis, onzeker over het lot van Isaak. Misschien hoopt Froukje dat hij op een dag gewoon aanbelt, terug van de vergissing. Hoop die al klein begint en elke dag nog kleiner kon.
Dan besluit zij haar kind in veiligheid te brengen bij een niet-Joodse familie in Amsterdam-zuid en zelf naar Limburg te vluchten. Daar haalt zij ondergedoken het einde van de oorlog. Als zes maanden later ook de rest van Nederland bevrijd is, komt Froukje terug naar Amsterdam voor de hereniging met haar dochter.
Ze gaan wonen elders in de stad en Froukje begint aan de loodzware opdracht om verder te leven. Mijn huis was het huis van Isaak en Froukje. Prille liefde, gruwelijk onderbroken en krachtig doorgegeven tegelijk. Hun dochter ontmoette ik twee jaar terug en we hebben samen in de erker staan kijken naar de straat. Vandaag denk ik weer aan Isaak.
Deze column verscheen op 4 mei 2016 op RTLZ.NL
Reactie plaatsen
Reacties
Ik ben even stil...