Welk kabinet er ook wordt geformeerd, links zal het niet zijn. Daarvoor zijn de linkse partijen te klein. Nog nooit hebben PvdA, GroenLinks en de SP er samen zo beroerd voorgestaan. Zonder pijnlijk zelfonderzoek is de teloorgang van links niet te stuiten. Durven Ploumen, Klaver en Marijnissen het aan?
De crisis rond demissionair premier Rutte en de zin ’Omtzigt functie elders’ eiste na de verkiezingen alle aandacht op. Daardoor raakte iets te snel uit zicht hoe dramatisch die verkiezingen voor links eigenlijk waren. Voor de tweede keer op rij kwam de PvdA niet verder dan negen zetels, de SP verloor fors en GroenLinks werd de grootste verliezer van allemaal. Samen kregen ze nog geen 18 procent van de Nederlanders achter hun ideeën.
Deze partijen hebben ieder zo hun eigen afvalligen, maar de verliezen horen bij een langlopende trend die voor alle linkse partijen geldt. Het verval zien we ook in landen om ons heen. Met de Duitse Groenen als uitzondering zijn elders sociaaldemocraten en andere linkse partijen veroordeeld tot de marge, als ze nog bestaan.
Het wonderlijke is dat de waarschuwingen al die tijd in de wind worden geslagen alsof de partijen zelf part noch deel hebben aan hun eigen verval. Daardoor lijkt links onverstoorbaar onderweg op een zelfmoordmissie.
In Frankrijk – een land waar de ooit zo machtige Socialistische Partij al jaren zonder kiezers zit – maakt de beroemde econoom Thomas Piketty zijn partij duidelijk dat ze er al lang niet meer voor de gewone mensen is. De Franse socialisten zijn verworden tot een club van hoger opgeleiden. Een groep die altijd al behoorde tot het progressieve kamp, maar eigenhandig de banden met de arbeiders heeft doorgesneden. Dat gaat natuurlijk niet ongestraft.
Links is de weg kwijtgeraakt met de massale komst van immigranten uit islamitische landen. Niet alleen zorgde de toestroom van deze nieuwkomers voor extra concurrentie op de arbeidsmarkt en dus voor lagere lonen, maar de progressieve goegemeente keek ook weg van de grote maatschappelijke gevolgen die deze intocht had voor de arbeiderswijken in de grote steden. Kritiek van de achterban op de multiculturele samenleving kreeg – en krijgt nog steeds – het predicaat ’racisme’.
In Groot-Brittannië gooide de linkse auteur Nick Cohen bij Labour de knuppel in het hoenderhok met zijn bestseller What’s left (2007). Het is een woedende aanklacht tegen het omarmen door links van oerconservatieve islamitische standpunten over vrouwen en de samenleving als geheel. Labour heeft volgens Cohen, eenmaal op de weg van het cultuurrelativisme, het oude verheffingsideaal overboord gekieperd en de sociaaldemocratische waarden verraden.
Om nog maar te zwijgen over het antisemitisme dat met een aantal islamitische broeders en zusters Labour is binnengedrongen.
In Nederland schreef journalist Carel Brendel Het verraad van links (2008) met daarin dezelfde analyse. Oeroude linkse principes als de vrijheid van meningsuiting, vrouwen- en homo-emancipatie en de scheiding van kerk en staat zijn bij de Partij van de Arbeid naar de achtergrond verschoven. Sociaaldemocraten hebben moeite hun partij nog te herkennen. Ze houden hun lidmaatschap voor gezien of beginnen een groep die de oude principes nog wel koestert, zoals de club VrijLinks van Keklik Yücel en collega-columnist Eddy Terstall.
Als links had willen leren van de waardevolle Ayaan Hirsi Ali in haar gelederen, had Brendel zijn boek niet hoeven schrijven. Maar geleerd werd er niet. Ook na zijn analyse niet. Wie de bestseller Ik ga leven van schrijfster Lale Gül leest, vraagt zich af waar het feminisme en het socialisme al die jaren ondergronds heeft gezeten. Vrouwen emanciperen én zieltjes winnen op koranscholen gaat niet samen. In haar boek lezen we dat de Partij van de Arbeid nogal schaamteloos voor dat laatste had gekozen.
De traditionele aanhang van de linkse partijen leeft in onzekere tijden en een woelige wereld. Het mag nu toch wel duidelijk zijn dat het beetje zekerheid dat die aanhang zoekt gevonden wordt bij populistisch rechts. Het Nederlandse migratiebeleid - dat tegen alle bewijzen in claimt de immigratie beheersbaar te houden - is het lek waar links op leegloopt.
Concurrentie op de arbeidsmarkt en de huizenmarkt en een onbetaalbare verzorgingsstaat in het verschiet. Als de linkse partijen weer iets willen betekenen voor de werknemers in Nederland zullen ze moeten kiezen voor een strikt immigratie- en integratiebeleid en dit thema niet overlaten aan hun politieke tegenstanders.
De enige sociaaldemocraten van Europa die dat tot nu toe begrepen hebben, zijn de Deense. Zij zijn in Denemarken de grootste partij en leveren de minister-president. Blijft links echter hardleers de andere kant op kijken, dan hebben ze hun aftocht dik verdiend.
De column verscheen op 21 april 2021 in De Telegraaf
Reactie plaatsen
Reacties