De onthullingen van de Wall Street Journal over zieke laboratoriummedewerkers in Wuhan - die al in november 2019 met Covid-19-verschijnselen in een ziekenhuis waren opgenomen - dwingen de Amerikaanse president Biden tot nieuw onderzoek naar de oorsprong van de coronapandemie. De waarschijnlijkheid groeit dat het virus door de Chinezen zelf is gemaakt. De gretigheid waarmee prestigieuze nieuwsmedia deze mogelijkheid altijd ter zijde hebben geschoven is de zoveelste blamage voor de journalistiek.
Het maakt nogal een verschil of vleermuizen het virus op de mens hebben overgebracht of dat het virus ontwikkeld is in het Wuhan Institute of Virology en zich van daaruit over de wereld heeft verspreid.
In het eerste geval valt er vooral iets te zeggen over hoe China zich heeft ingespannen om verspreiding te voorkomen; in het tweede geval is China direct verantwoordelijk te houden voor de ontwrichting van de wereldeconomie en voor de 171 miljoen geïnfecteerden en 3,5 miljoen coronadoden.
Als het virus uit het lab ontsnapt blijkt, legt dat een enorme cover up-operatie van de Chinese autoriteiten bloot. Daar is de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO), zo goed als de gehele wetenschap en de journalistiek klakkeloos in meegegaan.
Het zou het nieuwsverhaal van de eeuw kunnen zijn, maar de grote nieuwsmerken wilden er niet aan en deden de mogelijkheid af als een samenzweringstheorie van populisten. Dat was geen journalistieke afweging, maar een politieke.
De conservatieve senator Tom Cotton was in februari 2020 de eerste politicus, die zei over informatie te beschikken, die het laboratorium-verhaal aannemelijker maakte dan het verhaal over een besmetting via vleermuizen. Toen ook president Trump zei over voldoende aanwijzingen te beschikken dat het virus was ontsnapt uit het laboratorium in Wuhan, was de keuze van het progressieve journaille snel gemaakt.
Deskundigen die het laboratorium-verhaal wilden ontmaskeren als ’onzin’ of ’onmogelijk’ werden gezocht en gevonden. De Washington Post verweet senator Cotton dat hij het lab-leak-verhaal maar bleef herhalen, terwijl wetenschappers het in de krant nog zo hadden tegengesproken.
President Trump kreeg het verwijt eigen falen te willen verhullen door de bal bij China te leggen. En journalisten ’ontdekten’ opnieuw racistische motieven bij de president, omdat Trump Covid-19 een Chinees virus durfde te noemen.
De verslaggever die voor de New York Times de Covid-pandemie volgt twitterde meermalen dat het lab-leak-verhaal ’racistische wortels’ heeft. Sinds de onthullingen van vorige week heeft zij die tweets verwijderd.
Ook sociale mediabedrijven meenden dat het laboratoriumverhaal een samenzweringstheorie was en Facebook verklaarde het taboe. De gebruiker die nog durfde met het verhaal op de proppen te komen riskeerde zijn of haar account. Een maatregel die Facebook naar aanleiding van de onthullingen inmiddels heeft teruggedraaid.
Na de overrompelende overwinning van Donald Trump in 2016 verscheen er in de New York Times een hoofdredactioneel excuus voor het gebrek aan contact met de Amerikaanse samenleving. De krant had - samen met CNN, de Washington Post en anderen - de steun voor Trump in z’n geheel niet opgemerkt en beloofde de ramen open te gooien en de eigen bubbel te verlaten. Die houding bleek van korte duur.
In no time was er een onderwerp waar de Amerikaanse nieuwsmedia zich obsessief op zouden storten en waarbij journalisten maar één doel voor ogen stond: de verdenking leveren dat de Amerikaanse president had samengespannen met Russische agenten om de verkiezingen te winnen. De manie zou twee jaar aanhouden.
De Amerikaanse journalist Glenn Greenwald suggereerde afgelopen dagen hoe anders het progressieve journaille had gehandeld als Covid-19 uit een Russisch laboratorium was ontsnapt. De groepsovertuiging is dat Trump het slechtste is dat de wereld is overkomen en dat zijn vermeende vrienden (Rusland) daar mede het bewijs voor leveren. De vijanden van Trump (China) daarentegen krijgen het voordeel van de twijfel.
Wat hier gruwelijk misgaat is natuurlijk dat journalisten hun onbevangen nieuwsgierigheid en professionele objectiviteit inruilen voor een politieke opdracht. Die opdracht is het beschadigen van het ’verkeerde’ en het prijzen van het ’goede’ alsof zij neutrale waarnemers zijn. Daarbij is niet de observatie leidend, maar de beeldvorming.
In Duitsland ging dat mis tijdens en na de vluchtelingencrisis van 2015. De conclusie van een uitgebreid wetenschappelijk onderzoek naar de berichtgeving toen laat weinig heel van de Duitse pers. Journalisten namen klakkeloos de visie en de oplossingen van de politieke elite over. Andere geluiden over zaken die niet goed gingen kwamen niet of nauwelijks aanbod. ’Journalisten gedroegen zich als politieke acteurs’, aldus het onderzoek.
Deze ontwikkeling beperkt zich uiteraard niet tot de Amerikaanse en Duitse journalistiek. Ook in ons land zien journalisten zich als hoeders van de beeldvorming. Het kiezen van onderwerpen en het selecteren van de ’juiste’ feiten voor het ’juiste’ verhaal is ook hier belangrijker geworden dan een gebalanceerde beschrijving van álle feiten. Storytelling vereist nou eenmaal het negeren van de feiten die niet in het verhaal van pas komen.
Het harde bewijs voor het fabriceren van Covid-19 in het lab in Wuhan zal mogelijk nooit boven tafel komen. Daarin hebben vooringenomen en politiek gemotiveerde journalisten en nieuwsorganisaties hun eigen aandeel. Voor de vleermuizen-verklaring, die de Chinese autoriteiten de wereld zo knap hebben wijsgemaakt, is ook nog nooit een splinter bewijs gevonden.
Dit alles berokkent de journalistiek (en de wetenschap) grote schade. De informatiestroom is overweldigend, burgers zoeken daarin houvast en moeten de ongekleurde feiten kunnen vinden, om daarmee hun eigen oordeel te kunnen vormen. Journalisten hebben de opdracht burgers dat houvast aan te bieden. Hun geloofwaardigheid wordt niet bedreigd door kritiek of zelfreflectie, maar juist door het grote gebrek daaraan.
Deze column verscheen op 2 juni 2021 in De Telegraaf
Reactie plaatsen
Reacties