Uit een onderzoek in opdracht van de gemeente Amsterdam blijkt, dat de daders van verbaal en fysiek geweld tegen homoseksuelen in de hoofdstad vooral allochtone jongeren zijn. Een uitkomst die bij weinigen verbazing wekt, maar die voor het stadsbestuur ongewenst genoeg blijkt om het rapport een half jaar onder de pet te houden.
Het is deze zomer 25 jaar geleden dat de eerste Gay Pride in Amsterdam werd gehouden. Het feest en de botenparade vormden het startschot van een nieuwe fase in de bevrijding en emancipatie van homo’s, lesbiennes en alle andere niet-hetero’s. Het werd een jaarlijks festijn, waarvan ook de hetero’s van de hoofdstad met volle teugen genoten.
In de documentaire De roze revolutie van Michiel van Erp worden in die bevrijding en emancipatie de Gay Games van 1998 als een hoogtepunt gezien. San Francisco mocht dan al decennia de gay capital van de wereld zijn, Amsterdam was toen zeker een goede tweede.
De bevrijding heeft helaas niet doorgezet. Intimidatie en fysiek geweld tegen homo’s is een serieus probleem in Amsterdam geworden. Wat ooit een toevluchtsoord voor niet-hetero’s uit de hele wereld was, is nu een plek waaruit homoseksuelen wegvluchten.
De homoseksuele predikant Alexander Noordijk vertrok in maart uit de Amsterdamse wijk IJburg naar Monnickendam, nadat hij lange tijd was bedreigd, belaagd, uitgescholden en met stenen was bekogeld.
Een homostel in Amsterdam-Oost pakte zijn koffers na herhaaldelijk schelden en spugen op straat. Een van het stel was juist zijn eigen land Brazilië ontvlucht en dacht in Amsterdam de veiligheid te vinden om op z’n minst gewoon over straat te kunnen.
De trend van homo’s die de hoofdstad ontvluchten, gaat zeker vijftien jaar terug. Het COC maakte in 2006 al melding van een homostel dat werd weggepest uit de Amsterdamse Diamantbuurt en dat ook uit andere buurten homoseksuelen vertrokken vanwege vervelende ervaringen en gevoelens van onveiligheid.
Net zoals uit het recente onderzoek in opdracht van de gemeente blijkt, kwamen de pesterijen, intimidaties en het geweld hoofdzakelijk van jongeren met een Marokkaanse achtergrond. Dat wil niet zeggen dat er geen anti-homogedrag onder autochtone Amsterdammers bestaat. En het wil evenmin zeggen dat alle jongeren met een Marokkaanse achtergrond zich misdragen tegenover homoseksuelen. Maar als je iets wilt doen aan anti-homogeweld in je stad, is er blijkbaar met deze groep een flinke slag te slaan.
De vraag is: waarom vertrekken er nog steeds homoseksuelen uit Amsterdam als vijftien jaar geleden al bekend was dat de intimidaties en het geweld tegen homo’s vooral afkomstig zijn van jongeren met een Marokkaanse achtergrond?
Was het niet beter geweest om toen al bij deze dadergroep te onderzoeken waar de homofobie vandaan kwam? Zou Amsterdam nu voor homo’s geen veiligere plek zijn als ouders en imams waren aangesproken op de ideeën over homoseksualiteit waarmee zij hun kinderen opvoeden? Ik denk het wel.
Maar politici, media en belangenorganisaties als het COC zwommen gezamenlijk in de fuik van het politiek-correcte denken, waarin de angst om te stigmatiseren het won van de angst van homoseksuelen om bespuugd, uitgescholden of geslagen te worden.
Maar de angst om te stigmatiseren is een excuus om niets te hoeven doen. Legendarisch is het tv-optreden van Rob Jetten en burgemeester Femke Halsema, die tranen met tuiten huilen over het toenemend anti-homogeweld zonder het ook maar één keer over de daders te hebben. Het hoge woord moet uiteindelijk in een volgende uitzending komen van politievrouw Ellie Lust, die het stigma rond de specifieke dadergroep met tegenzin bevestigt.
In de documentaire van Van Erp vertelt een medewerker van het Aidsfonds hoe hij en zijn vriend door hartje Amsterdam lopen. Ze vergroten de afstand tot elkaar als ze een groepje jongens zien van wie zij opmerkingen of erger verwachten.
De man van het Aidsfonds wil zijn eerdere ervaringen terzijde schuiven en een ’statement tegen racisme’ maken door juist wél bij elkaar te blijven lopen. Zijn vriend wijst de geste resoluut van de hand met de woorden: „Ben je gek, wil je dood?”
Homo’s bewegen zich met doodsangst door de straten van Amsterdam. Hand in hand lopen is een afweging waaraan grote risico’s kleven. De vrijheid van toen is op straat verdwenen.
Wethouder Rutger Groot Wassink (Diversiteit) had geen haast met de uitkomsten van het onderzoek. Hij kreeg het rapport rond 1 februari in handen, maar wachtte met het vrijgeven ervan tot het zomerreces van de gemeenteraad. De bevindingen zijn, vermoed ik, een pijnlijk weerzien met dat waar altijd zo zorgvuldig van wordt weggekeken.
En ondertussen blijft in de hoofdstad de homohaat welig tieren, dankzij laffe bestuurders die het geweld denken te ’bestrijden’ met een regenboogvlag en door de dadergroep onder de pet te houden.
Deze column verscheen op 21 juli 2021 in De Telegraaf
Reactie plaatsen
Reacties