De vader van het 14-jarige meisje dat maandag zwaar mishandeld werd in Amstelveen voelde geen boosheid naar de daders, zei hij gisteren op televisie bij Humberto Tan. Hij wilde de groep jongens ook niet verder omschrijven of in de problemen brengen. Dat wilden veel media ook niet, dus dat kwam goed uit.
Volgens de politie gaat het om een groep jongens in de leeftijd van 11 tot 15 jaar. Een van hen is inmiddels opgepakt. Het signalement van de groep gaat niet verder dan leeftijd en kleding. Getuigen van de mishandeling hebben vast meer kenmerken aangeleverd, maar die acht de politie blijkbaar niet behulpzaam bij de oplossing van de misdaad.
Het verloop van de mishandeling en de ’prooi’ van de aanvallers komen echter opvallend overeen met de inhoud van het rapport over antihomogeweld, waar ik vorige week op deze plek ook al over schreef. Het groepje jongens viel Frédérique in de buurt van een supermarkt lastig over haar geslacht en volgde haar naar een speelplaats. Daar werd haar de vraag, of ze een jongen of een meisje is, meerdere keren toegeschreeuwd. Daarna volgde de zware mishandeling.
Het onderzoek naar antihomogeweld in Amsterdam concludeert dat vrijwel alle daders van dit geweld een allochtone of Marokkaanse achtergrond hebben. Die uitkomst beviel de gemeente Amsterdam slecht en daarom is het rapport een half jaar uit de publiciteit gehouden. Om er op de sterfdag van Peter R. de Vries (waar alle media-aandacht naartoe ging) mee op de proppen te komen toen voor de gemeenteraad het zomerreces al was begonnen.
Aan dit het rapport zijn al veel onderzoeken over straatintimidatie en -geweld vooraf gegaan. De slechte reputatie van Marokkaanse ’hangjongeren’ is niks nieuws en hun oververtegenwoordiging in het geweld tegen lhbtq-mensen ook niet. Als je iets wilt doen tegen dit geweld moet je als gemeente en politie bij deze groep zijn. Maar in plaats daarvan volgt na ieder geweldincident de rituele dans van de ontkenning.
Om weg te blijven bij de dadergroep zoekt menigeen hun heil in de peilloze diepte van nietszeggende algemeenheden. Zo weet een deskundige bij de NOS dat ’iederéén last heeft van hokjesdenken’. Maar dat met name ’jonge jongens agressief kunnen worden wanneer zij iemand niet in een hokje kunnen plaatsen’. De deskundige wil zeggen: dit geldt voor álle jonge jongens in Nederland.
Een sociaal wetenschapper meent vervolgens dat dit hokjesdenken echter z’n langste tijd gehad heeft. Hij noemt het slachtoffer ’een voorbeeld van een generatie die anders denkt over gender en seksualiteit’. Voor het gemak gaat de wetenschapper voorbij aan het wijdverbreide identiteitsdenken dat juist iedereen in hokjes stopt. Bovendien komt niet alleen het slachtoffer uit die nieuwe generatie, maar de daders ook.
De wetenschapper raaskalt nog even door dat Frédérique - die met een gebroken neus en kaak thuis zit - ’de huidige kaders ter discussie stelt, waardoor de dynamiek in onze samenleving gigantisch kan gaan veranderen.’ Je moet wel erg ver van de werkelijkheid af staan om dit uit je mond te krijgen. En dan zijn er ook nog mensen die het weten op te schrijven.
Het Parool zoekt heil en duiding bij een onderzoeker genderstudies , die de mishandeling als een symbool ziet van een gebrek aan kennis over sekse- en gender diversiteit. Gewezen wordt naar biologieleraren die alleen spreken over jongens en meisjes en televisiepersoonlijkheid René van der Gijp die grappen maakt over transpersonen. Zo stil en terughoudend men is over de echte daders, zo gemakkelijk gaan er beschuldigingen richting anderen.
De vader van Frédérique zei tegen Humberto dat hij hoopt dat de daders snel herenigd worden met hun familie, in Amsterdam rijden tijdens de Pride trams en bussen in regenboogkleuren en binnenkort zal demissionair minister Arie Slob vragen om de biologieles aan te passen. Hoeveel zware mishandelingen van lhbtq-ers wil deze samenleving eigenlijk nog?
Deze column verscheen op 28 juli 2021 in De Telegraaf
Reactie plaatsen
Reacties