Kaag valt door de mand als politica die wil verbinden

Gepubliceerd op 10 januari 2021 om 22:28

„Wie zijn die mensen?”, vroeg Sigrid Kaag. De vraag was inderdaad een cruciaal moment in de al veel besproken VPRO-documentaire met de voorvrouw van D66 in de hoofdrol. ’Die mensen’ was het electoraat dat van Forum voor Democratie enige tijd de grootste partij in de peilingen maakte. Nog geen twee jaar geleden, het kan verkeren.

Het moment in de documentaire vangt schitterend en pijnlijk tegelijk de rot in het publieke debat: de loopgraven, de bubbels, geen gesprek. Het mooie is dat we een seconde de indruk krijgen dat Kaags nieuwsgierigheid naar ’die mensen’ uit oprechte belangstelling bestaat. De populariteit van Baudet vindt ze ’vreselijk’, maar wie zijn toch al die mensen die op hem stemmen? Wat beweegt hen? Ook vanuit tactisch oogpunt een relevante vraag voor een partij die zich de bestrijding van het populisme tot doel stelt.

Maar in beeld wordt al rap duidelijk dat er bij team Kaag in het geheel geen sprake is van nieuwsgierigheid naar wie ’die mensen’ zijn. De spindoctor naast haar in de auto bestempelt ze als klimaatontkenners en Kaag vult aan met ’ze zijn op zoek naar een sterke man’.

Het wezenlijke van dit moment is dat de politiek leider van D66 een deel van de samenleving afschrijft als ’niet ons soort mensen’. Hillary Clinton ging Kaag voor met het afschrijven van Trump-supporters als ’deplorables’, zielige mensen. Kaag valt door de mand als politica die mensen wil verbinden.

Net als bij GroenLinks, de Partij van de Arbeid en de partij Bij1 van Sylvana Simons staat het verbindingsthema op de voorgrond in de verkiezingscampagne van D66. De politieke drang om te ’verbinden’ stoelt op de veronderstelling dat de samenleving uiteen dreigt te vallen langs lijnen van huidskleur, culturele achtergrond, seksuele oriëntatie en geslacht. Uiterlijke kenmerken of identiteiten die schijnbaar gemakkelijk tot onderling onbegrip en conflicten kunnen leiden. Als remedie presenteren deze politieke partijen een moraal die zowel verschillen als gelijkheid moet afdwingen.

Als deze doctrine de oplossing voor een probleem zou zijn, neem ik die tegenstrijdigheid graag voor lief. Maar in algemene zin gaan mensen in Nederland – met al die verschillende achtergronden, huidskleuren en seksuele geaardheid – prima met elkaar om. We verwelkomen de hele wereld, zolang nieuwkomers geen bommen leggen of zich anderszins misdragen. Nederlanders doneren in no time 50 duizend euro bij elkaar voor een Syrisch gezin als dat moet.

Uiteraard bestaan er vooroordelen over en weer. Die bestaan ook waar ze niks van doen hebben met huidskleur, culturele achtergrond of gender. Vooroordelen verdwijnen niet op een cursus, maar wanneer mensen elkaar ontmoeten op straat, in winkels, op het werk, bij de sportvereniging. Dan verbinden mensen zich of niet. Politici die zich verbeelden daarbij een rol te moeten spelen, overschatten zichzelf en lopen vrije burgers en vriendschappen voor de voeten.

Als Kaag, Klaver en Asscher zo graag willen verbinden, dan kunnen ze iets betekenen op hun eigen terrein: het publieke debat. Als ergens de samenleving uit elkaar valt en mensen geen contact meer hebben met elkaar dan is het daar. We zien de onverdraagzaamheid groeien over andermans opvattingen en de weigering om naar elkaar te luisteren. Kijk naar de oorlogen op Twitter.

Politici die willen verbinden, mogen in het publieke debat het goede voorbeeld geven. Niet door zich óók in te graven en de anderen aan de overkant met labels te beplakken en af te schrijven. Maar door een hand uit te steken en eens een gesprek aan te gaan met ’die mensen’.

 

Deze column verscheen op 6 januari 2021 in De Telegraaf

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.